Historisch fort Erfprins

Hieronder het verhaal van mevrouw
Rie van Dalsen - Johannisse.

't Erfdeel heeft dit verhaal toegezonden gekregen van Dhr. Jan Kees van Dalsen, zoon van mevrouw Rie van Dalsen - Johannisse. 


Herinneringen


Met dit verhaal is 't Erfdeel zeer blij mee, daar er weinig bekend is over het een en ander wat zich heeft afgespeeld tussen de periode 1919 en 1939 op het fort Erfprins. 

Haar vader Dhr. J.L Johannisse werd in december 1931 overgeplaatst van het Depot Politietroepen Nieuwersluis naar 

Den Helder om daar commandant te worden van de groep 'Politietroepen'.


In April 1932 werd hij als zodanig aangesteld. Het gezin verhuisde met hem mee naar de dienstwoning op het fort Erfprins (foto boven). 

Op het fort heeft de familie Johannisse gewoond tot maart 1939, de datum dat haar vader een andere functie kreeg in Den Oever.


Op de foto (aangeleverd) voor het huis staat het hele gezin Johannisse. Van links naar rechts vader, broer Piet, broer Jan, ik, broertje Pim en moeder. 

Korps Politietroepen: (aanvulling webmaster)

Nederland was tijdens de
Eerste Wereldoorlog neutraal. De Koninklijke Marechaussee was in die tijd niet alleen belast met de politiezorg voor het Koninkrijk maar ook verantwoordelijk voor het politietoezicht over het gemobiliseerde leger. Daar de marechaussee te weinig mankracht had om beide taken te vervullen werd er een oplossing gevonden door de oprichting van een militaire politieafdelingen bij de landmacht.
Deze afdelingen monden op
15 juli 1919 uit in de oprichting van het "Korps Politietroepen".

Het Korps Politietroepen heeft tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog een grote rol gespeeld. Het Korps geeft bijvoorbeeld militaire ondersteuning bij de Jordaanoproer (Amsterdam) in 1934. Maar is ook betrokken bij de beveiliging van strategische objecten.

Van de tijd op het fort Erfprins kan Rie zich relatief nog best veel herinneren. Toen Rie op het fort kwam was zij ± 2 jaar. Ons huis bestond uit twee eigenlijk drie gedeelten.


Het rechthoekige deel (zie foto bovenaan) was het oudste gedeelte en hiervan werd gezegd dat Napoleon hier geslapen had bij zijn bezoek aan het Fort. Beneden dit gedeelte was de nette kamer en boven was de slaapkamer van mijn ouders; ook had dit gedeelte een wc en een trap naar boven.

Het gedeelte met het schuine dak had aan de linkerzijde de keuken (met het zijraam). De keuken was best groot, in mijn herinnering, daarnaast aan de voorzijde was de speelkamer, helemaal rechts was de slaapkamer van mijn oudste broer Piet. Beneden was ook een wc (in de bijkeuken) en een trap naar boven. Onder het schuine dak waren twee slaapkamers, boven de keuken was de logeerkamer (daar sliep ik later) en daarnaast de kamer waar mijn broer Jan sliep (en ik in het begin ook). Het derde gedeelte was een schuur achter het huis die de bijkeuken was. Ik herinner me dat hier een voor die tijd moderne wasmachine stond. Hij was niet elektrisch maar je moest hem met de handdraaien. Een badkamer hadden we niet wel een kuip. Het huis had wel water- en elektriciteit voorziening.


Diverse foto's

Het leven binnen de wallen van het fort.

Mijn broer Willem (roepnaam Pim) is geboren op het fort in 1934.

Op de foto (aangeleverd) wandel ik met mijn moeder en mijn pas geboren broertje binnen de wallen van het fort.

Opa en Oma

De logeerkamer in het huis werd enkel gebruikt door mijn opa en oma uit Souburg. De ouders van mijn moeder.
Zij mochten binnen het fort logeren en bleven dan een maand.

Vaak wilden ze dan niet meer terug, maar mijn vader vond het na een maand wel genoeg en bracht ze naar de trein.


Behalve de familie Wildeman woonden er geen andere gezinnen op het fort.
Meneer Wildeman was de arts op het fort en leefde samen met zijn vrouw, die verpleegster was, in de
Cerberus (zie foto) waar ook de ziekenboeg was, in gebouw Brik (aanvulling webmaster), in die tijd.

De familie Wildeman hadden geen kinderen. We hadden veel contact met hen en deden veel samen zoals uitstapjes maken met de fiets.

Voor de boodschappen moesten we meestal het fort af, alleen de visboer en de kaasboer kwamen op het Fort. Mijn moeder ging op de fiets naar een kruidenier die aan het einde van de Fortweg links zat. Ik herinner me dat ik ook een keer om boodschappen werd gestuurd. Ik was denk ik 6 jaar oud want ik mocht nog niet naar school. Ik was een late leerling, geboren in november. Het was een hele boodschappenlijst en de tas was zo zwaar dat ik het nauwelijks kon tillen. Op de terugweg kwam ik mijn vader tegen en die werd toen heel boos op mijn moeder want "hoe kon ze nu zo’n klein kind om zoveel boodschappen sturen". Dat soort herinnering blijven je wel bij.

Het leven op het fort was erg eenzaam, voor mij, maar omdat het altijd zo was dacht ik dat het normaal was. Soms speelde ik met de dochter van de kapitein van de Politietroepen. Die kwam soms op bezoek om te kijken of alles goed ging en/of er bijzonderheden waren. Zij sliepen dan aan de linkerzijde van het gebouw van de Politietroepen (wat we de Groep noemden). Aan deze zijde was een mooie woning.


Foto: Links de dochter van de kapitein en rechts sta ik met de fiets van Jan.


Ook speelde ik vaak met onze hond Mira, een hele lieve hond. Mira was ook een keer kwijt en mijn vader heeft toen het hele fort afgezocht. Uiteindelijk vond hij haar in de dijk. Ze had een hol gemaakt waarin ze jongen had gekregen. Mira is helaas vergiftigd door de visboer. 

Om de een of andere reden blafte hij altijd tegen de visboer. We waren allemaal heel bedroefd om de dood van Mira. De visboer is daarna de toegang tot het fort ontzegd. We hadden ook een kat die soms kittens kreeg.

Schoolfoto op de Comeniusschool 1937

In 1936 ging "ik" voor het eerst naar de lagere school, de Comeniusschool,  in de Vlamingstraat. De school, waar ook mijn broer Jan naar toe ging (foto aangeleverd: Schoolfoto op de Comeniusschool 1937). 


Hier kreeg ik voor het eerst vriendinnetjes. Jammer was wel dat ze niet zo maar op het fort mochten spelen, daar moest van tevoren toestemming voor gevraagd worden. Ik speelde daarom meer bij hen. Ik herinner me dat bij Parades in de stad, ik altijd bij de familie Pronk aan de Singel voor het raam naar de parade keek. Soms liep ik uit school eerst via de Spoorstraat, Keizerstraat of station naar huis. Spannend was ook een keer dat ik samen met een vriendinnetje liep en we dachten dat we gevolgd werden door een man met een fiets. 

Mijn vriendin wist waar de politie was en toen zijn we naar binnen gegaan om het te zeggen. 


De agent vroeg wie we waren en toen ik zei dat ik er één was van Johannisse, zei hij,  ja die ken ik wel. Mijn vader had namelijk regelmatig contact met de politie. 

De agent zei dat we maar naar huis moesten gaan en dat hij een oogje in het zeil zou houden. We hebben die man niet meer gezien.

Voor het strand gingen we naar Huisduinen. Mijn vader had de sleutel van de achterpoort die hij dan openmaakte (foto: Poort bruggetje langs de Capponaire liep). Een keer was ik in glas gestapt en ben ik achterop de fiets van mijn broer 

Piet teruggekomen. We moesten naar de ziekenboeg. Dat was in het grote gebouw achter de woning van de dokter. Beneden lagen de zieken en op de eerste etage sliepen anderen.

We mochten op het hele fort spelen. Het gebouw achter ons huis vond ik een mooi gebouw (voormalig gebouw 'Friso'). Ze maakten er tekeningen. 

Voor ons huis was het badhuis, daar mochten de soldaten 1 keer per week douchen. We deden dat nooit daar. Achter het badhuis was ook een gymzaal en een ander klein gebouwtje waarvan niemand wilde zeggen wat het was. Op het veld voor het huis van de dokter gebeurde altijd heel veel officiële dingen zoals beëindigingen, dat was altijd een heel gedoe. Van een afstand konden we het altijd goed volgen.

Langs de weg naar de (Keelpoort) poort stonden allemaal houten barakken (kombuis cafetaria en de bottelarij), die geteerd waren en dat vond ik erg lekker ruiken. Soms maakte ik een praatje met mensen die daar werkten.

Het gebouw van de Politietroepen stond ook aan deze weg. Aan de rechterkant had mijn vader zijn kantoor. 

Foto: Sportschool.

In het midden was een sportzaal met ringen enzo. Een keer zag ik iemand met een groot verband om zijn hoofd en ik vroeg aan mijn vader wat hij had. 


Mijn vader zei; oh die is uit de ringen gevallen met zijn hoofd op de grond.

Mijn vader nam mij soms ook mee op zijn ronde langs de forten in Den Helder. Hij mocht boetes uitdelen en mensen arresteren die iets fout hadden gedaan.


Buiten de poort was links een wijk (oud Den Helder) waar we niet mochten komen van mijn vader. Het was daar gevaarlijk. Mijn moeder had daar een nichtje wonen, Bella, die getrouwd was met een matroos (waarschijnlijk De Korte). Zij ontmoeten elkaar dan ergens anders.


Mijn broer Piet liep het laatste jaar van de HBS hard rond het fort om af te vallen en een goede conditie te krijgen. Na zijn eindexamen vertrok hij in 1938 naar Kampen om officier te worden. 

Op vrijdag stonden we dan op de uitkijk als we wisten dat hij met weekend thuis zou komen.


In maart 1939 verhuisden we naar Den Oever en ging ik in Den Oever op school. Mijn broer Jan maakte het schooljaar af in Den Helder en ging daarom dagelijks met de bus heen en weer. Ik ben nog 1 maal dat voorjaar teruggeweest naar mijn oude school om afscheid te nemen.


In 1997 ben ik samen met mijn broer Jan en onze echtgenoten nog een keer op Erfprins geweest. 

Op uitnodiging van de Commandant hebben herinneringen op kunnen halen en met eigen ogen kunnen zien wat er nog van het fort weleer bewaard was gebleven.  Nu in 2023 brengt het zien van de foto’s van het Fort en ons huis weer tal van herinneringen naar boven en die deel ik graag met jullie.


Rie van Dalsen - Johannisse 


Share by: